94 Brief uit
het niets
Dit is een ver en zwijgzaam land.
Niemand
kijkt op van wie je bent, vraagt
wat je komt doen. Met het verlopen
van de tijd zijn wij
elkaar gelijk geworden.
Ik ben je oudste, je kleinste broer.
De stilte die aan jou voorafging ben ik,
een schim van het begin, verdampt
voor jij verscheen.
Voetstappen liet ik jou niet na, geen
spoor
waarin je linksom rechtsom
mij zou volgen. Alleen mijn namen
kreeg je toebedeeld. Zo goed als nieuw,
ik heb ze nauwelijks gedragen.
Ik ijlde weg. Jij ging bergop, bergaf,
je leefde, speelde,
had een groet over voor elke onbekende.
Hoorde de echo van een groet.
Alsof het zo geschreven staat
kom je dichtbij.
Je knielt, je wast je handen in de beek.
Het is één stap het water over.
© Joop Scholten.
95 Een
paar
Als er iemand je zwijgen hoort
ben ik het wel
stilte waarop je een stempel drukt
enkel door er te zijn
te zien wie in de spiegel
vertoon van aanwezigheid
de jongere broer die gestalte en naam
aanneemt
hier staat zijn grootste held
je brengt omgeving en achtergrond in
kaart
tekent een lijn naar drie vier stippen
en geeft kleur aan het land het water
is een blauwe streep tot de rand
wijst : zo ben ik onderweg in dit
ene leven dat ik me eigen maakte
pasklaar silhouet tussen de schimmen
links en rechts dwalend in een groet
je neemt er de tijd voor
ik wenk of we met elkaar een brug slaan
geen weg is te gaan zonder hinder
het is niet de vraag of
het is hoe dit door te akkeren
tijdens de tocht de voeten droog houden
zorgen dat ze passen in dit paar
deze maat waarin we stappen
© Frans Terken.
96 Als tussen
broers
Wij waren nooit, welk spel er ook
met onze namen is gespeeld,
elkaars gelijken.
Van alle mogelijke werelden
werd dit de enige,
waarin ik leefde
als een eerstgeborene, jij was
niet meer dan een herinnering, het
trillen
in mijn moeders stem.
Was het ooit denkbaar dat wij samen
zouden leven, dat jij zou opstaan
voor een tweegevecht als tussen broers
om ook je eigen kansen
op te eisen,
was er
wellicht een deal te sluiten met het lot,
een estafette, om en om een dag,
een nacht -
Ik weet het, dit zijn woorden
van een dwaas, gesproken tot een dode,
gesproken in het hier en nu,
mijn leven lang op weg
naar waar jij bent.
© Joop Scholten.
97 Vertrouwde stem
Om en om sprongen wij
van het ene been op het andere
een hinkeltocht naar een eigen wereld
gingen op de geluiden af
in licht en donker de klank van
vertrouwde stem
de achtergrond die we optuigden
met vragen naar onbekende weg
want wilden wij niet alles nog leren
van elkaar
de drempels die we opwierpen
en weer afbraken tot een gelijke hoogte
binnen en buiten de perken
vertrapten we het gras
ons spel hield het touw strakgespannen
niet dat we toegaven
het bleef de vraag van de laatste hand
wie aan de het kortste eind trok
de stok door mocht geven
de kuil zou graven
van daar het uitzicht
bij opstaan de ochtendzon de luister
bij avondval de lucht van goud naar
donkergeel
en in de ogen zien hoe alles nog even
oplicht
is het een spoor van vaarwel al
dat weerklinkt in de keel
© Frans Terken.
98 De
verte
Je kent mij. Maar waar vind je mij,
vandaag je verste schim, je meest nabije
tegenstem, gisteren nog
je kindervriend, fluitspeler
met de zotskap -
Op al mijn benen tegelijk
hinkel ik voor je uit
langs de bekende onbekende weg –
Vang me dan, als je kan!
De verte is aantrekkelijk genoeg
al weet je niet waar hij begint
of wat daar ophoudt,
wie er, als het water je de weg
verspert,
een brug opwerpt, een touw spant,
of jij dan de moed hebt naar de overkant
en zonder halverwege -
Je wilt toch niet terug naar huis?
Kijk, ik wieg met mijn hals,
als een vogel die wiegt, een kraanvogel
die met zijn hals, in een dans
om wie te verleiden,
kijk dan,
wiegt –
© Joop Scholten.
99 Over de brug
Waarom vangen als je vrij bent
om te gaan waar je wil
niets kan dat tegenhouden
en hoe vaag ook de verte
ik deel van de overkant het panorama
in een aanblik uitzicht geschilderd
het water leid ik binnen vaste oevers
het mag rond de knieën spoelen
ik waad er goedmoedig doorheen
laat me geen stenen voor de voeten
werpen
kuilen gooi ik onbekommerd dicht
ik vul ze met wat aan verleden
nog niet geborgen ligt
dat ik je zal inhalen is een brug te ver
het is aanhalen van al wat roept
de stemmen die je ter ore komen
bekend of onbekend je geeft ze met me
gehoor
spreek ze toe over onze tocht
verleid ze tot deze reis naar wat nog
niet ontdekt is
maar als een thuishaven naar ons uitziet
hoe je voortgaat maar niet te snel
en geniet van het gezelschap dat
meereist
dansend en fluitend zie ik het gaan
jij die de hals wiegt ik hangend onder
een luchtballon
deinen we op de warmte het rumoer dat
ons draagt
ik koester de vlam
kijk om naar het eerste nest
van waar de wieg stond hoever al
gevlogen
© Frans Terken.
100.1 Gaan
waar je wilt
Je bent vrij om te gaan waar je wilt
als een dief in de nacht op een
klaarlichte dag
als het moet op een fiets die je jat
of een paard dat je vindt
aan een boom langs de gracht
maar waarheen je ook gaat je komt aan
in een stad die je vreemd is
de pleinen verlaten
de straten zijn donker en nat
zelfs de herberg is leeg de stemmen
klinken hier trager en nergens vandaan
bedekt met as
voor je buiten staat rekent de waard met
je af
hoog boven je zwermen de eeuwige
sterren als ogen die branden
jij bent vrij om te gaan
waar je wilt als het moet
tot in Ispahaan.
© Joop Scholten.
100.2 Onbekende vogel
Voor er iets is.
Je slaapt niet
in je bed,
ontwaakt niet
met de geluiden
van het huis
waarin je werd
geboren.
Een zolder.
Nauwelijks een meter
bij je hoofd
vandaan hoor je
een onbekende
vogel in de dakgoot.
Zijn poten
krassen op het zink.
Hij scherpt zijn
snavel.
Herinner je hoe
uit het niets
hij zingt, zet
aan en zingt
haarscheurtjes
in de nacht tevoorschijn,
licht dat naar
binnen valt,
een tuin met
bloemen, groen dat woekert,
zingt weilanden
zo ver het oog
en bosranden
waar jij je nooit verborgen hield,
zingt zich een
hemel open, slaat
zijn vleugels
uit,
vliegt weg, zo
licht is hij,
een sterveling.
© Joop Scholten.
101 Slagen in de lucht
Tot waar wil je reizen
is het naar thuiskomst een rustplek
gezocht
is het de vrijheid van verdwijnen
uit de stad waar je opstond en vertrok
je zoekt een stoel in de herberg
begeeft je onder onbekenden
stemmen die vreemde talen spreken
een waard die krast als een zwarte vogel
je schrikt er niet van
onderweg leerde je van de sporen de
geluiden
hoe te horen en wat te verstaan
genoeg gezien om te duiden
weet dat ze vergaan vervagen in het
niets
als de nacht komt de dief die de slaap
steelt
en sterren tot doven beweegt
als een vogel val je uit het nest
oefent het vliegen
met verwoede slagen in de lucht
weg van het sterfbed
voor de laatste landing op de vlucht
© Frans Terken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten