De gedichten 134 en 135 zijn opgenomen in de bundel 'Voor de dag van morgen', uitgave in de reeks Dichter bij Eijlders.
134 Het gevecht
Waarmee ga je vandaag het gevecht aan?
Daar is het zonlicht. Laat het zich grijpen,
laat het zich breken in ontelbare kleuren?
Vrijuit beweegt het zich tussen de mensen,
het spiegelt zich in de glans van hun ogen.
Daar is het water. Ben je bij machte
het weg te dragen met blote handen?
Wat je ook doet, het is je te vlug af.
Tussen je vingers door stroomt het naar zee
en nooit zegt de zee: het is genoeg.
Daar is de diepte. Zul je haar ooit kennen?
Hoor toch hoe ze verleidelijk lispelt,
ginds, waar het stil is en bodemloos donker.
Waarmee ga je vandaag het gevecht aan?
Wat denk je te winnen? Aan wie geef je je over?
© Joop Scholten
135 Grondhouding
Hoeveel overgave is er als je meebuigt
roer je op de stralen van het licht
soepel in vloeiende beweging
zoek ter verkoeling het water
hoe het alle schijn krijgt van
krijgsdansen in een branding
waar je staande weet te blijven
je haalt op golven adem binnen
laat die niet koud weer wegdrijven
met een hand houd je het tegen
het is een voorwaarde voor verslaan
is er te weinig lucht dan ook geen licht
geen diepte die ruimte schept
geen bodem om verweer op te bouwen
we gaan de strijd aan
met verkleuring van de tijd
rimpels die een dag ouder maken
een grondgevecht tegen vertwijfeling
tegen ledig verdrijf
© Frans Terken
136 Uit de branding
Ik sta op uit de branding
en ga aan land
waarom ik juist hier aanspoel?
ik neem een spade en begin te graven
en als iemand mij aanklampt
mij vraagt
wat het toch is dat ik blootleg
ik zal hem verbaasd aankijken ik zal zeggen
dit is mijn leven en het was verborgen
dit zijn de jaren die ik eigenhandig opgraaf
zie mij
mijn zoekende ogen
mijn huid gerimpeld mijn rug gebogen
zie de omgewoelde akkers
dit is alles wat ik ooit heb begeerd
hiervoor sta ik op
iedere dag opnieuw.
© Joop Scholten
137 Opgravingen
Onder paden en in velden tref ik sporen aan
bedolven onder stenen en vette grond
als was het een roemrijk verleden
kleine voorwerpen die door de handen gaan
gezeefd en schoongeboend
willen ze een aanwijzing zijn
of ik bij vroeger hoor
of ik zuinig geleefd heb
of voorouders wilden dat ik hen vond
dat ik het vond
hoe weerbarstig leven was
strijd tegen de omstandigheden
manoeuvreren tussen tere en getaande huid
en plooien met de tijd mee
de rug krommen maar niet opgeven
tot in het eelt op de knieƫn
van ooit en heden leren
© Frans Terken
138 Geboorte
Hij wordt geboren, opent zijn ogen.
Half blind kijkt hij rond. Wat zoekt hij?
Hij zal het zich niet herinneren.
Niet het eerste licht. Niet de geur,
de armen van zijn moeder.
Hoe hij op de tast haar borst vindt.
Straks groeit hij op, begint
te vragen wie hij is.
Een jongen, kennelijk. Een man.
Had hij ook iemand anders kunnen zijn?
Alle wegen die hij gaat beginnen hier.
Soms treft hij reisgenoten. Soms hoort hij
niets dan zijn eigen voetstappen.
Altijd is er de aarde die hem draagt,
die aan het eind hem opneemt.
Hij zal het zich niet herinneren.
© Joop Scholten
139 Eerste licht
Ingedaald in het lichaam
dat je gegeven is
kwam je in het volle licht binnen
gleed tot in de voeten
oefende stap voor stap en
baarde geluid in de keel
de kleine stem zocht naar klank
vond woorden
en de hoop op gehoor
diep is het weggeborgen
ergens in je achterhoofd
de zwakke peer van herinnering
om daar een glimp van op te vangen
het vroegste gloeien van de draad
waarmee het begonnen is
© Frans Terken
140 Van voor het eerste licht
Volhouden
tegen het vergeten in volhouden
dat er nog iets over is
iets van voor het eerste licht
voordat je ogen zich vormen
twee onzichtbare knopjes in een duister heelal
voordat tastend je handen beginnen
te bewegen
steeds verder terug
is er een roedel jonge wolven
een aanstormend leger van gretige cellen
en die als eerste zijn doel bereikt
dat zul jij zijn
dat zul jij worden
alle wegen die je ooit gaat
beginnen hier
weet je nog wel? weet je nog?
© Joop Scholten
Geen opmerkingen:
Een reactie posten