50-57 In alle richtingen
50 Uitzicht
Vandaag heb ik een plaats
aan het raam gevonden
ik zie hoe de dag aan mij voorbijtrekt
het suizelend uur in de namiddag
ik bedenk de godheid
die ooit in mij opschoot
een ongeschapen
een tot het uiterste lichamelijke god
er was het vuur er was daarna
het fluisteren de stilte
dit is de tijd om neer te zitten
en te schrijven
om met evenveel gemak
wat ik geschreven heb weer ongedaan te maken
een eenvoudige ontkenning is voldoende
in precies dezelfde zinnen
meer wordt er niet gevraagd aan heldenmoed
dit is het punt vanwaaruit
in alle richtingen
goede en geduldige wegen lopen
mijn stap zal lichter zijn
vandaag bedenk ik
was mijn vader jarig geweest.
© Joop Scholten.
51 Binnen het licht
De glans op het gezicht van de zielsverwant
om zo binnen het licht te stappen
vader draagt zijn zondagse pak
wuift mij naderbij en
legt het schrift op tafel open
overtuigt mij over mijn helden te spreken
zo wervelen weer kinderwensen rond
ontbotten schuchtere gedachten
ze vragen om geruimd te worden
jagen onrust door het hoofd
maar buigen of vallen doe ik niet
schoorvoetend bezin ik me
op wat ik aan het papier zal toevertrouwen
moet ik niet het hele schip
tot de grond toe afbreken
de harde lijn
dat gaandeweg de durf zich vanzelf wijst
angst mij niet aan alle kanten inhaalt
tegendraads mijn stappen zetten
de tijd nemen voor speuren naar bewijs
de aangeboren drang om te weten
overgedragen van vader op zoon
© Frans Terken.
52 Wat overblijft
Voorover te buigen te knielen de aarde te kussen
haar met intieme twijfelingen te bezaaien
met ons schroomvol verlangen
wie zal het ons ontzeggen
wie veegt als vers gevallen sneeuw
onze gebeden weg
het oplichten van de ziel
voor ons strekt zich de aarde uit
zoals een blad papier zich uitstrekt
leeg en zonder weten van te worden beschreven
wij staan ongeschoeid nooit waren onze voeten
dichter bij de eenvoudige
bij de nog altijd onontgonnen waarheid
dit zijn de velden waarover de goden dwaalden
er is de wind die ons meeneemt
er zijn de momenten van helderheid.
© Joop Scholten.
53 Oplichten
Koel voelt de aarde onder de voeten
hoe wij almaar de oneindige weg gaan
in de sporen van voorvaders treden
om verleden van de schouders te lopen
in het strijdperk van nacht en nevel
vegen we ons door mistflarden heen
naar een heldere vlek
open plek in het oerwoud
drenkplaats voor krioelende gedachten
om daar verlossing te vinden
leidraad in woedend bestaan
het vege lijf bevrijden van wat omknelt
de ziel blootstellen aan licht
& wind laten vangen
adem van een bovenmaats verlangen
geen twijfel die hart of ziel bevriest
te midden van dwaling staan wij
schoongewassen op zuivere grond
de zoektocht naar klaarheid
door braambos doornstruiken mijnenveld
rotspaden over valkuilen ontwijkend
een bedevaart onder oplichtend gewelf
louteringsvuur in weerbarstig land
© Frans Terken.
54 Naar een open plek in het woud
Als je het gat in de heg
is er dan iemand
die jou vraagt wie je bent
als je het gat vindt in de oude doornenhaag
je buik dicht tegen de aarde
als je met gretige ogen
het pad en overal
van onbekende dieren de sporen volgt
is er dan iemand die jou aanroept
die vraagt of jij dezelfde jongen bent
nog maar een paar dagen geleden
in een andere tijd
een andere huid
jij padvinder
je hebt trouw je opschrijfboekje meegenomen
nu moet het zichzelf vol gaan schrijven
met wat er aan woorden opdoemt
de rode de zwarte
de woorden van liefde en dood
later komt vanzelf je weet niet
waar je terechtkomt je hoort niet
het splijten van het levende hout het schreeuwen
waar het beschaduwde bestaan
wordt opengebroken
de hemel is onverhoedser hier
en rauwer dan jij ooit bedacht
later komt pas de herinnering.
© Joop Scholten.
55 Dat gebaar
Wat wij nog weten
hoe we staan tegenover elkaar
voor het gat in de haag
ieder van ons in zichzelf getreden
en gekeerd dat de ruggen
schouders tenminste dit ophouden
een zekerheid
- wij zijn weer even dezelfde jongens -
niets sluiten we buiten niemand uit
leggen geen hindernis die niet te nemen is
komen zo schoorvoetend tot onszelf
over stenen die ons dragen
die ons neerzetten vastklemmen
tussen doornen en hout
waar wij ons van losrukken
een natuur van voortgaan vooruitkomen
neem de kleerscheuren over het wankele lijf
en nog naderen wij niet
blijven we ver van een spoor
van woorden die waarheid kennen
maar die voor ons verbergen
- hoe de liefde wat dood -
er is een vermoeden van
hoe het zal zijn
beloften ze breken
onder het oog van de klok
hoe wij herkennen
dat ene gebaar
van wie de arm om je heen
de lijnen in een toegestoken hand
hoe wij later
© Frans Terken.
56 Spelen aan zee
Ik was een god ik wilde spelen
aan zee met het licht met mijn handen
zwevend over de wateren
dwalen door de steden van de mensen
hun onrust in ogenschouw nemen
zoals zij het donker weerspiegelen de een voor
de ander zoals zij argwanend zich openen
van het lichaam ook de tederheid te kennen
een intiem bewegen een zich ingraven
in de moederschoot de schurende
naaktheid van de ziel
de weemoed van het tellen der dagen
de tijd die vroeger was die later
komt misschien die alsmaar achteraf zich vult
met wat niet is
de avonden het staren zonder antwoord
het zwijgen aan het haardvuur
als in een kaal seizoen
de wind diep uit het noorden komt
hoeveel armen heb je om te omhelzen
hoeveel monden
om het verborgene uit te spreken
en zonder de schaamte die het gezicht zou bedekken
een dier wilde ik zijn een warmbloedige
vacht met ogen oren een angstige
vlucht naar voren een heftig
korstondig kloppend hart
ja ik wilde een mens zijn -
ik was een god hoe verleidelijk
dit opnieuw te schrijven
alsof -
© Joop Scholten.
57 In de volle wind het spel
Uit de avondschemering het licht in
zoals zielen soms doen behoedzaam
in de volle wind het spel
van later spelen
en zien dat het geen spel is
maar pure ernst schurende bezigheid
van een heden dat ons dagelijks overvalt
wat geen mens kan vermoeden
in onze zinnen onze woorden
grijpen we telkens terug
vroeger is geweest zeggen wij
met het weinige weten mee
hoe waar wordt het dan
als wij elkaar in de ogen kijken
een god kunnen zijn al is het voor even
dat zoeken naar toekomst
er de hand op willen leggen
als naast ons de argwaan woont
de onrust het terughoudende voelen
in een lichaam dat teder omarmt
onbewogen blijft
het vraagt om overgave
bij het vuur zitten de vlammen aanblazen
de brand in geijkte patronen
geen angst voor ondoorgrondelijk later
niet uit de handen wegwaaien
de hartslag van een storm in het lijf
© Frans Terken.
Abonneren op:
Posts (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten