113 - 120 Nabestaan

De gedichten vanaf 104 t/m 119 zijn opgenomen in de bundel 'Voor de dag van morgen', uitgave in de reeks Dichter bij Eijlders.


113 Stemmen


De klauw die afweegt
voor hij toeslaat
handmatig verbreekt hij verbinding

hoeveel tijd neemt hij nog
voordat het hoofd
ontkenning knikt

en altijd is er iemand die achterblijft
dader en daad ze bestaan
niet zonder nabestaanden

je telt een vader een moeder
kinderstemmen in koor gesmoord
ze ontworstelen zich aan de stilte
na de inslag

in alle talen mompelen ze
fluisteren ze levensverhalen
schrijven die met lege hand uit

je leest de namen op een grafsteen
hoe ze tot in spertijd nadreunen


© Frans Terken



114 Nabestaan


Wat dat is: nabestaan. Weet je nog
waar het begint, heb je een vermoeden
hoe het je morgen smaakt.

Je leest de dode letters, de verweerde
woorden. Uitgehakt in marmer. Namen
van lang geleden.

Ook zonder dat een schot valt vliegen
boven je hoofd de kraaien op,
dwarrelen neer.

De steden zijn herbouwd. Hier haast
de tijd zich voort. Overal klinken stemmen,
er wordt gelachen en muziek gemaakt.

Alles is weer zoals het is. Je denkt
soms aan de doden, telt de levenden.
Je telt, je telt, je begint opnieuw.


© Joop Scholten



115 Meer dan een naam


Wie er nog is schrijft de naam op
een kaart en kleurt het geheugen

je vindt terug met wie je was
wie je bent die overlevering levend houdt

ook wie er niet meer is staat aan tafel op
en vraagt het woord

verhalen gesproken om door te geven
vertellen dat hertellen is tijd in steen
uitgehakt en opeengestapeld

hoe het bouwen en breken is
levenswerk bestraat met brokstukken
van voorgaan en achterblijven

je leest de kaart en bidt een litanie
zingt een hymne bij een kaarsvlam
kijkt in de ogen tot voorgoed gesloten

trekt in het luchtledige de letters na
ruwe randen je strijkt ze met de wijsvinger glad
voelt hoe het blijft schuren


© Frans Terken



116 Manuscript


Iemand zit aan een tafel
zwijgend
de ogen gesloten.
Als hij al woorden heeft
dan alleen de lichtste die zich laten vinden
opstijgend als een nevel in de morgen
kwetsbaar als een gebed.

Hij vraagt hoe hij hier kwam
herinnert zich
het voortgaan van de tijd
dat hij de dagen telde en steeds meer de jaren
dat ieder uur zijn eigen kleur had
zijn eigen klank.

Hij ziet zijn leven voor zich
leesbaar als een sinds lang vergeten manuscript.
Hij zegt: met elke ademhaling
elke nieuwe stap
ben ik verder verstrikt geraakt
in wat voorbijgaat.

En nog ben ik er.


© Joop Scholten



117 Ingelijst


Om te blijven maak je lijstjes
schrijft op wat aan werk onderweg is verzet
als op een bidprentje
een ander vist verhalen op en
vult ze met wat komt bovendrijven

stappen op een pad half onder water
hoe diffuus kan het zijn
de vangst glipt soms door de vingers

kleur en klank niet altijd even helder
de ingeademde lucht
uitgeblazen is hij anders dan hij was

of het ook minder zwaar valt
wat we met ons meedragen
houden we vast
het volgeschreven boek
de beelden achter glas

tot in het laatste woord
de laatste aanblik
als een relikwie bewaard


© Frans Terken



118 Het laatste woord


Morgen, als jij er niet meer bent.
Iemand staat op, zoekt
woorden die zich laten horen.

Ze zijn niet nieuw. In ongeveer dezelfde volgorde
hebben ze eerder hun verhaal verteld,
beschreven ze andere levens.

Voor jou is dit het moment om te zwijgen.

Na alle moeite die je hebt gedaan
om iets zinvols te zeggen, zo af en toe,
om toch minstens je eigen kant
van de zaak te belichten,

ben je nu klaar. Het laatste woord
is niet langer aan jou.


© Joop Scholten



119 Tegenspraak


Het laatste woord
zuinig zal ik ermee zijn
koesteren wat ik weggeef
tot jij het teruggeeft voor een ander

zolang hoort men hoogstens zwijgen
een tweede natuur
die om voorspraak vraagt -

niet van zomaar iemand
met zijn zegje klaar en zonder haperen
woorden als kogels in de aanslag

- van jou
totdat ik weer

wij horen in stilte aan
niemand die ons hoort
tot tegenspraak erom vraagt

hoe we dan van achter in het hoofd
van onder uit de keel
breek ons de mond maar open


© Frans Terken



120 Bij het water


Als ik
met een enkel gebaar

hier waar ik sta
waar ik zie hoe de steen
wel verdwijnt maar niet zwijgt

zolang hij cirkels trekt
over de waterspiegel
zolang zal deze steen nog niet zwijgen

wie zal zeggen of van alle stenen
het de eerste is die het hardste aankomt
of de laatste

van al onze woorden welk woord
het langste blijft hangen

vraag het mij niet
ik sta hier ik kijk toe
naar wat ik heb aangericht.


© Joop Scholten

Geen opmerkingen:

Een reactie posten