22-31 Een spoor van licht




22 Begroeting


Vrienden begroet het leven

begroet de nacht het bed waaruit
je opstaat voor het licht wordt

begroet de schaduw die je volgt de hond
die haastig neergetekend naar je benen hapt

begroet het linnen doek het is jouw lijf de verf
nog nat het uit elkaar vallen in bleke kleuren

begroet wat overblijft de hand die schrijft
wat jij niet weet die leest die doorhaalt

de nederlaag de rots waaruit
het water wegsijpelt

begroet

vrienden begroet de dood de laatste kans
het bed waarin je neerligt
het geboren worden.


© Joop Scholten.



23 Herboren


Wat je het eerst ziet als je weer de wereld in kijkt
een wekker die op de dag wijst
ogen groter dan nooit gezien

hallo zeg een hand haalt je uit de vroegste slaap
hangt boven je hoofd een hemd half open
waaiert als een vlag op een feestdag

valt een borst over je gezicht de schaduw van een tepel
dit is om te voeden om gerust te stellen
je moet nog bij kleur bij leven komen

nog even ben je te langzaam te onbeholpen
hoe je ook ligt je legt je er niet bij neer
met een bijtring bij de hand zoeken naar drijfveren

voorbij de nederlaag niet meer dat hulpeloze
tel de stappen tot de buitendeur
zet je voeten op straat en ga de steden in

meng je met een groet onder de mensen
dat zij zien dat je er bent
geen hond die het anders zou weten

dat jij op je benen staat
het wit nog op de kuiten
maar dit is nu


Van het Oosterdok 2009


© Frans Terken.



24 De dag vandaag


Dit is nu: de dag ligt bezaaid, buiten
zoekt men, overziet het verschil
tussen wat neerviel en wat opstaat.

Dit is na het inslaan het wachten
op een bezwering, het jou roepende,
het ooit ongekende uit de diepten
ontketende. Niets gebeurt meer:

wat er nog is maakte zich los
van hoe het was, stokt in de strot -
valt er dan te troosten, jij tedere
verraderlijke vriend, ingewanddiep
schuilend onder hetzelfde gras als wij?

Dit mag een ontwaken heten
maar uit welke slaap waarin men viel,
wat is het dat hier overblijft, opstaat,
wrijft in de ogen opent de keel.

Dit is nu: iemand begint uit te graven,
zoekt naar sleutelbeenderen, vindt
wat wartalig hier bijeenligt, het was er.


© Joop Scholten



25 Wat overblijft


Er moet iets gebroken zijn
in het licht sleept men zichzelf bijeen
lijmt zonder morren de lompen de rafels
zoals men los verspreid ligt
tot waar het oog reikt

hier beeft het na van de inslag
als een ruïne geeft men zijn diepe roerselen prijs
- maar wat is prijs als je verlossen moet
een schuilplaats van lagen aarde ontdoen -

het is wat overblijft wat van de grond geraapt
- neem de moed om je te verheffen -
zijn stem laat horen om erkenning vraagt

men is er maar dat men niet alleen is
zoals een lichaam naar omarmen taalt
heeft het genoeg aan een woord
wacht het op een onverdacht gebaar

het zijn brokstukken die men stapelt
men bedelt zijn verleden bij elkaar
ordent zijn vlees zijn lendenen
zijn adem naar het geheugen
noemt bedeesd zijn naam


© Frans Terken.



26 Kringloop


Lichaam ben je, tot lichaam zul je weerkeren,

tot klonters slijm en bloed en opzwellend
bewustzijn, her en der aangetroffen
lang voor het jouw naam kreeg, jouw geboorte.

Uit streling was het, uit een blind verleden,
een blind verlangen zich te herhalen, de vorm
terug te vinden die jou bijeenbracht,

het vastgelegde patroon dat met de dag
afstervend weer opnieuw begint, in steeds
dezelfde strelingen blijft het zich voortplanten.

Er loopt een spoor van licht, van ongelijk
geluk dat breekt, toeval dat alle kanten op
over de randen tuimelt naar een voortbestaan,

een in zichzelf terugkeren, en zonder einde.


© Joop Scholten.



27 Het uitgestrekte lijf


Het heeft een niet te stelpen vlucht genomen
af- en aanzoemen als over een spoor van staal naar
een woonoord de plek om aan te komen te
blijven dit lichaam dat zich samenpakt

in zichzelf gekeerd net terug van amper weggeweest
gaat het voort in al of niet omtrekkende beweging
gereed voor wat het onderweg tegenkomt
vermoedens van toeval het houdt drijfveren hoog

kijk in het oog van de wereld die om ons heen staat
zoals wij reiken naar wat ons elke dag omgeeft
de nacht om naar toe te leven de geliefde

zoals ze geeft en ontvangt in het al uitgestrekte lijf dat
samen liggen verwarmt en voedt de verbeelding
geluk dat we ongeremd in handen houden

maar de tomeloze vingers
daartussen vloeit het nog van ons vandaan


© Frans Terken.



28 Het lichaam deze weg


Hoe zal men omzien en onderscheiden
wat er beweegt zal men vaststellen
dat dit een lichaam is zal men spreken
van liggen zich uitstrekken lopen ergens
toe leiden zal men een horizon aanwijzen –

ja hoe zal men zich nog herinneren -

waar nu enkelvoudig de weg nooit anders
dan dezelfde weg het niet meer weten
of er seizoenen waren het niet vragen -

hoe wij spelend onze verhalen uitstrooiden
om te ontkiemen tot ver achter onze rug
hoe wij onze sporen nalieten ze door elkaar
weefden over elkaar heen buitelend ja hoe
fluisterend je ogen mij aankeken mij zagen -

hoe zal men zwijgen en zich herinneren -


© Joop Scholten.



29 Inkeer


Zwijgen meer dan zwijgen hier
wordt de mond gesnoerd het is wat in dit lichaam
bij herhaling opstaat zich in ons naar boven worstelt
hoe het zich ongevraagd opdringt
en onder ons mengt

niet dat wij niet doorsnijden loslaten
het houdt ons bij de keel beroert de luchtpijp
met stotende gebaren het wil onze adem
onklaar maken hoe we ons ook weren
verzetten met blote vuist

volg de bewegingen we rekken ze uit
zie onze sporen we vullen ze met geluid en klank
om ze vooruit te helpen om ze met afgepaste stappen
door de getijden heen te leiden – dat ze ooit de einder
naderen kijk maar zover is het niet meer –

wij hebben ze de ruimte gegeven
de stilte gegund een lijvig moment van inkeer
zijn niet in rumoer uitgebarsten toen hoognodig
de vliezen braken zij zich ontplooiden uitstrooiden
in golven vruchtwater spoelden over stad en land

wij wassen ze handen en voeten ook de oren
leren ze lezen en schrijven rekenen
op vragen een eerlijk antwoord
dwingen betekenis af met de ogen

doen er dan pas het zwijgen toe


© Frans Terken.



30 Tussentijd


Is er een middag denkbaar een plaats
waar je opstaat en om je heen kijkt

naar wat een rooskleurige ochtend was
de vóórspiegeling van een late avond

is daar een tussentijd een zuurstofrijk
en helder moment van inademen -


Het is aan jou aan wat jij je herinnert
en onder welke woorden je het opslaat

stalen spoor omtrekkende beweging of
eindeloos het lichaam van de geliefde

het geeft zich laat zich tuchtigen strelen
het laat zich geduldig op orde brengen -


De woorden vind je wel al vergat je
waar je ze aantrof wat ze betekenden

minder nog zul je weten wat ze verder
voor je verbergen aan gemaskerd onheil

en hoe kan enig woord bestaan als het
dadelijk je de keel dichtknijpt -


In de tussentijd is het aan jou is het
je eigen voetspoor dat daar loopt

beweegt het nog en als het stilstaat
is dat ook de plaats waar je aarzelde

tussen linksom rechtsom voordat je
weet jij waarom een richting insloeg?


© Joop Scholten.



31 Het genot van de namiddag


Het is een moment van verpozing
de namiddag met een rozig patroon
van het glas heffen op de ochtend
een plek gekozen waar je even neerzit en overziet

– wat hebben wij teweeg gebracht en waar
vonden wij de woorden en je weet nog welke
maar waren ze wel wat wij willen dat ze zijn –

wij sporen aan om helder te klinken
alles zorgvuldig opgeborgen in ons glazen hoofd want
weer en opnieuw willen we het sjabloon bekijken


dat we onvermoeid onze nieuwsgierigheid bewaren
je toetst de herhaalknop in op je mobiel
om bereik te vergroten herlees je de berichten
zoals de geliefde zich in het venster openbaart

bovenhalen als een kunst van dieper erop ingaan
bij twijfel en noodzaak werken we onze woorden bij
het voorkomt het onheil dat we soms bevroeden

we ontdoen het van verpakking van aankleding
maken de boodschap kaal als het naakte lichaam
dat we kennen zoals het onder onze handen is


het spoor volgen we ver terug
barrevoets naar het punt van vertrek
hervinden zo de plek de afslag
waar we besloten om links of rechts te gaan

in één ogenblik en met open vizier
heil niet gelaten voor wat het is onheil niet omzeild
nee we hebben ze het hoofd geboden

met een bloem in het knoopsgat het treffen aangaan
genadig samenzijn – zonder aarzelen op naar de avond
de dag herladen met adem en taal


© Frans Terken.


























Geen opmerkingen:

Een reactie posten