01-06 Twee jongens




01 Kwamen wij

(voor Joop Scholten)


Kwamen wij te spreken over inspiratie
en muze (bij wie zouden wij anders)
en godlof het vergezicht
wanneer de geest in ons neerdaalt

alsof het niet van alle tijden is
wat wij doen met ons leven

opgehaald zo’n moment voordat
jonge meisjes ouder worden hun ogen
nog even groter dan hun borsten
zoals jij het zag en vasthield
een ander zou in een vorige eeuw
zo tersluiks naar een boerendeerne kijken

voortdurend op zoek naar de goede
behendige woorden genoeg
om tegen het beeld te houden
dat wimperzwaar aan het netvlies plakt

dat prikkelende in de ooghoeken
hoe het om wrijven vraagt


Haarlemse Dichtlijn 2009


© Frans Terken.



02 Pinksteren in Haarlem

voor Frans Terken, na 11 mei 2008


Een hete Pinksterdag in Haarlem

er is een donker zaaltje met wat dichters
buiten regeert de zon op de terrassen
over een volk dat niet hoort
wat het mist

tijd om te wandelen om rond te mijmeren
als twee bedaagde mannen hoe wij
aarzelend onze woorden tegen elkaar
afwegen en dan bij flarden
de momenten van genade
wanneer het onder onze hand
begint te leven

de geest die waait waarheen hij wil en zo

en overal rondom uitspruitend blond
het barst dwars door het asfalt
kraakt in brekende voegen

wij wrijven de ogen uit bij zoveel
metaforen schittering
laten ons meevoeren door het verleidelijke
lied van onze eigen bloedsomloop
wij zijn twee jongens

ja het is Pinksteren en God is machtig
zelfs op een hete dag in Haarlem.


vgl. Haarlemse Dichtlijn 2009


© Joop Scholten.



03 Twee jongens


Zo willen wij erbij zitten
twee jongens die wat aanklooien
luie gedichten van de benen op tafel
ons stiekem een beetje God voelen
ergens op de dag wel zien wat het wordt

nog niet precies wat het is
dat je het vanzelf in de vingers krijgt
als je aan een draadje trekt
om de warboel te ontrafelen
tot de tenen het krommen vergaat

naai jij een mouwstuk op de elleboog
schud ik de kussens in de rug
werpen we nog wat hout op het vuur
dat we het zo aangenaam maken
om onverhoeds te verleiden

boven ligt die Man op een wolk te slapen
wij roeren ons maar niet te luidruchtig
warmen ons op voor de winter
schrijven in het stof op de tafel
de schittering voor ogen


© Frans Terken.



04 Sprong


Het roepen. Je bent vrij te luisteren
wat er is, niet is, wat komt,
over en weer. Noem het een echo.
Noem het te voorschijn, een geboorte.
Maakt het verschil? Verschil.

Het is begonnen. Nu moet er losgeklopt
uit chaos en verstening, omgesmeed,
als levend teken uitgeschreven, spelender.
Stof op de tafel, het gevoel van vingertoppen.

Het blijven woorden. Lang kunnen ze
zwijgen, altijd iemand om niet te wekken.
Maar opgestaan scheuren ze de wolken,
splijten de welaangename tijd -
beschreeuwen een god: wakker! wakker!

Er zal ontrafeld worden en ontmaskerd,
ogen uitgegraven. Er wordt op het vuur
geworpen, demonen in de schoorsteen
uitgedaagd tot buiten ons bereik.

Het roepen. Ik moet hun tenen
krommen voor de sprong.


© Joop Scholten.



05 Het uitzicht


Je kan roepen wat je wil
soms wil men je gewoon niet zien of horen
iemand loopt voorbij zonder acht te slaan
dat zijn uitzicht niet het jouwe is

gaat nog net niet op je tenen staan
je springt opzij om de pijn te mijden
en maakt je met een kreet uit de voeten
zo dwing je je om op alles bedacht te zijn

het lijkt beginnen bij het eind
dat je niet meer levend moet zijn
om hier verstaan of gevonden te worden
een lijk spoelt altijd ergens aan zeg je

een wakkere blik maakt dat je er bent
en waargenomen wordt het blijft opletten
daarom moet het iedere dag gezegd
mag het uitgeschreeuwd over de daken

buiten neemt het woord zichzelf bij de hand
gaat zonder vragen een eigen weg
zoekt los van de harde grond zijn horizon
het beton van vandaag is voedingsbodem

dat is nog niet wat het leven moeilijk maakt
het is hoe wij ons daar doorheen slaan
na het boren de brokken in de hand houden


© Frans Terken.



06 Mississippi Blues


En als nu de guitaar
je hand langs de guitaar

en nog de donder boven de horizon
de duisternis die wurgend zich voltrekt
en waarvandaan en hoe dichtbij gekomen

het marcheert door de straten

als dan een man met een guitaar de blues zingt
die ons voorbijstroomt
gelijk het water van de traag stromende Mississippi
het trage donkerbruine water van de Mississippi
en even traag en donker is zijn stem

voordat de vrees ons weerloos maakt
red onze zielen van de nacht zing uit het niets

een zeeman neuriet voor zich uit
drijvende naar een zee die hij van binnen ziet
hij zingt de blues geen ander uitzicht heeft hij nodig

daar is de Loreley
zij hoort de stem des zeemans
zij weet het uur gekomen van haar overgave

en laat zich drijven

mee met de blues
mee met de blinde zeeman die de blues zingt
over de Mississippi naar de verre zee
naar de oneindige die alsmaar voller wordt

zij vreest het donker niet onder de horizon de donder
van vele wateren het naamloos dreigen
en ook de zeeman kent geen vrezen meer

laat dan je hand langs de guitaar gaan laat je stem
diep uit het niets komen red onze zielen
en zing de blues zing uit het niets
de Mississippi Blues.


© Joop Scholten.


























Geen opmerkingen:

Een reactie posten