87-94 De echo van een groet




87 Het onderhuidse 


Bij deze stad heb ik de waker op wacht gezet
het eerste oog verkent wat binnendringt
het taaie van de straat laait in halfduister op

als een verweerd valies draag ik mantel en vest
het vel dat mij omsluit
ik wrijf langs tanige littekens
plekken van oudsher die je nauwelijks ziet

niets dat ik van mij afwerp
dat ik achterlaat zonder op waarde te schatten
onderweg is aan veel geroken van veel geproefd
is zoveel gevonden
meer nog niet

in plooien ontwaar ik monster en geur
daaronder verbergt zich klein geheim
groot genoeg om het hoofd over te breken

ik lees de hoop van een aankomst
op de huid getekend
in taal gist een gids die niet berust
met indringende stem spreekt hij
van smart en ruis van huis en hart

dat het niet een ontploffing is
die ik in deze koffer draag
niet het slagveld waar ik val


© Frans Terken.



88  Grijze sneeuw


1

Die in zijn huid de lijnen heeft gekerfd

geduldig leest hij
van zijn ziel de plattegrond
van wat hij om zich heen ziet de contouren

hij voelt het bloed daaronder
zoals het kruipt
zoals het naar buiten wil
zoals het aanstonds geboren zal worden

in de binnenkant van zijn jas verbergt hij zich
als in de initialen van zijn naam.


2

Kijk, het schilfert waar ik loop,
het zijn de kleinste deeltjes
van mijn huid en ze bevatten
informatie over mijn bestaan de kleuren
die ik zie als ik jou zie de toonhoogte
waarop ik spreek waarop jij
mij verstaat, wat ik zeg
zelfs als ik niets zeg
als ik niet weet wat het is
dat aan mijn ingewanden vreet - 

als jij met je handen mij aanraakt, kijk,
dan schilfert het overal, 
dat ben ik, deze grijze sneeuw.


3

Die steeds opnieuw de reis hervat

die al zijn voeten in de aarde heeft  geplant

die voor hij aan zal komen
zich omkeert
terug naar het huis waar hij werd geboren

die voortgaat voortgaat
een oude duivel hijgend op zijn hielen
zijn ogen spiegelend een nooit ontgonnen paradijs

zal hij zich onderweg herinneren
wat hij vergat
zal hij ooit verder komen
dan waar hij al die tijd was gebleven?


© Joop Scholten.



89 Op de kaart


Jagen naar een aankomst
uithijgen bij een eindpunt het is in te denken
je kunt erop wachten dat je de kaart
de bestemming openvouwt

en naast je neerlegt

niet de aankomst maar de weg die je gaat
tot het in het uiterste verkend
van de ziel de plattegrond zei je

de duistere kanten stel je open voor het licht
legt ze onder een vergrootglas
om elk miniem spoor de oudste tekens
te doorgronden

zoals ze ondergesneeuwd zijn
in het vlees van voorbije jaren
daaronder graaf je naar een naam een beginletter

oorsprong die je verkleurd en uitgerekt niet herkent
de vertekening van wie we zijn
van wie op reis aan de koers vasthoudend
onderweg is losgeraakt in nieuwe wegen
nog vage verten open einden om in te verdwijnen

blijven voortgaan
de grijze sneeuw kruien
van de schouders schudden
in de schilfers de lijnen van herinnering schrijven
het spoor op de kaart


© Frans Terken.



90  Alpejagerslied


Welke weg je ook kiest
er is altijd wel iemand die opklimt
iemand die afdaalt
iemand die je zou kunnen groeten
al is het maar in het voorbijgaan.

Zijn wij niet op dezelfde reis?

Wie opklimt heeft zich gewapend
voor de moeizame tocht omhoog door het bos
naar de ruimte daarboven
de lucht is er helder het levende
water ontspringt hier en verder dan ooit
ligt het dal van de mensen
naar alle kanten opengevouwen.

Daar sta je. Waar ga je heen?

Je kunt nog wat blijven. Maar straks
valt de nacht en alle wegen
gaan nu naar beneden
en verder omlaag. Waar je ook afdaalt
dit is waar je vandaan komt.

Is er dan iemand die jou zal groeten
die met een weids gebaar
het hoofd ontbloot -

Hier woonde toch de hoedemaker?


© Joop Scholten.



91  Hoed en rand
                               

Iemand weet van de hoed
en naar je vermoedt ook de rand
en alles wat zich daartussen beweegt
het is een vorstelijk gebaar
dat met ons te delen

hoe je de weg opgaat die trilt
van spanning over het onbekende
wie je ontmoet zonder bestemming te weten
misschien de hoed af te nemen
voor wie hij is – of zij –

bekend of onbekend je geeft je kaartje
aan wie je tegemoet komt en kijkt hem in de ogen
de blik neerwaarts van verstandhouding
je bent niet altijd wie je denkt te zijn

deze reisgezel paart ook hij het klimmen
van de jaren aan dalende lichaamskracht
gaat hij niet dezelfde weg
die voor jou is aangelegd

voorbij aan de etalages van verleiding
die hoge heren uit hun hoeden toveren
geen deelgenoot van kwade trouw wil je zijn
je kijkt omhoog langs het spoor

groet met een zwier voorbijgangers
gaat nog terugblikkend voort


© Frans Terken.



92 Het spel


Voor de late namiddag. Alles is gezegd,
ook de vreemdeling heeft zich
de tijd eigen gemaakt.

Dit is zoals men hier de dingen doet.

Iemand komt aangelopen. Zijn voetstappen
laat hij achter zich, voor hem uit
reizen zijn ogen, straks wordt het donker.
Is het gepast hem naar zijn bestemming te vragen?

Hij staat op het punt te groeten. Zie
hoe hij zijn hoed licht, niet alleen zijn hoed
maar in een enkele beweging ook zijn schedeldak:
hij opent zich, deelt wat er aan gedachten
in hem leeft, sluit zich discreet.

Vind daar maar eens een antwoord op.

Zoals de oude krijger, haast ontwapend,
zich nog eenmaal verweert op het slagveld,
zo trek jij je zwaard en slaat jezelf
het hoofd af, zonder aarzelen, je werpt je schedel
de ander toe. Zoveel stoutmoedigheid,
daar heeft hij vast niet van terug!

Veiliger lijkt het een ei te nemen, even te wegen:
zal het verstenen voor het te pletter valt?
zal hij behendig genoeg zijn
om het met één hand te vangen?

Gretig, als staat zijn leven op het spel.


© Joop Scholten. 



93 In zijn voetstappen


Hij heeft zijn blik ontsloten
laat een hand naar het hoofd gaan
veegt zijn schedel glad

de glans die van hem afstraalt
hij heeft een strijd te winnen

jij daagt hem zonder dralen uit
stevige woorden van verweer
een erkenning dat het niet
verstandig is je leven te wagen voor alles

geen waagschaal zo’n held ben je niet
het is afwegen van het juiste gewicht
van wat nog te dragen is

hem de maat nemen in zijn voetstappen
gaan maar in een eigen richting
dat je niet verloren raakt
struikelt over de trek in meer

bestemming die je in de hand neemt
als je weet hoe te sturen


© Frans Terken.



94  Brief uit het niets


Dit is een ver en zwijgzaam land. Niemand
kijkt op van wie je bent, vraagt
wat je komt doen. Met het verlopen
van de tijd zijn wij
elkaar gelijk geworden.

Ik ben je oudste, je kleinste broer.
De stilte die aan jou voorafging ben ik,
een schim van het begin, verdampt
voor jij verscheen.

Voetstappen liet ik jou niet na, geen spoor
waarin je linksom rechtsom
mij zou volgen. Alleen mijn namen
kreeg je toebedeeld. Zo goed als nieuw,
ik heb ze nauwelijks gedragen.

Ik ijlde weg. Jij ging bergop, bergaf,
je leefde, speelde,
had een groet over voor elke onbekende.
Hoorde de echo van een groet.

Alsof het zo geschreven staat
kom je dichtbij.
Je knielt, je wast je handen in de beek.
Het is één stap het water over. 


© Joop Scholten.











Geen opmerkingen:

Een reactie posten