154 - 160 Twee bomen

154 De perenboom


Ik ben weer in Brunnepe. Hier groeide ik op
aan de Steenovensdijk. Ik herken de huizen
met hun rode daken, achter de huizen
loopt glooiend het land naar de zomerdijk.

Onveranderd stroomt daar de IJssel.

Ik ken hier geen mens meer. Hooguit
herinner ik mij een paar namen,
de stemmen van kinderen met wie ik speelde,
ik zie hun gezichten. Het zijn een paar
losse flarden, versleten.

Een of twee keer per jaar steeg het water
van de rivier, het stroomde
over de zomerdijk, de groentetuinen,
tot aan de oude perenboom.

Daar stond hij, als een wachter, vlak achter ons huis.
Verder dan hier kwam het water niet.

Ik heb hem gezocht, maar de boom
is verdwenen. Iemand
zag hem en hakte hem om.


© Joop Scholten


155 Als een oerbos


Het is of je tussen bomen gaat
in een oerbos wonen ze stevig geworteld
gegroeid tot hoog in het uitspansel
bewijs van wat tijd vermag

zo tel je de dagen
als kaarsrechte stammen staan ze
getekend op een jaarkalender
bij avond streep voor streep afgevinkt

hoe je op de muur van een oude kamer
het verleden levend houdt
vier halen recht één schuin omhoog gekrast
dan op naar een volgend blok

bij elkaar een woud van wachters
waarin je zienderogen verdwaalt
als je niet op je tellen past

in elke bast een teken gesneden
de vrucht van dat je voortgaat
zolang je overeind staat


© Frans Terken



156 Een dag in oktober


Er dwarrelt blad
zoiets kun je verwachten
als iemand van ons over bomen begint

of zelfs over één enkele boom, je weet nooit zeker
of hij er nog staat

vroeg of laat valt hij

daarboven wordt ruimte gemaakt tussen de takken
weerloos laten de bladeren zich gaan

zo zal op een dag als deze
diep in oktober een wind opsteken
die onze gedachten onze zinnen uiteenrukt
die al onze woorden eindelijk wegblaast

en wij, wij zullen ons niet verzetten

wij zien de bomen wij zien hun herinneringen
naar alle kanten uitwaaien
over de kale aarde

is er iets waar zij op hopen?


© Joop Scholten



157 November blues


Het zijn dagen dat je opstaat
in een kaal gewaaide wereld

je kruipt in een boom om hoog te reiken
landt op een tak waaraan gezaagd
ziet de snede in jaarringen
litteken van verdampte tijd

meters onder je wacht een matras
van rottend loof
leefruimte gevuld met blad dat was
hoe het adem heeft laten varen

je klemt je tegen de stam aan
grijpt naar een loot boven je
niet een duik in de diepte
de gedachte aan vallen

langzaam loslaten waar je aan vasthoudt
uitkijken naar een volgend seizoen

van de steppewind wegdrijven
neerstrijken in breekbaar groen


© Frans Terken



158 Voor onze tijd


Het is lang geleden, ver voor onze tijd

er waait een wind
maar waar deze vandaan komt

ergens ruisen in een tuin twee bomen

zijn hier mensen? met twee tegelijk
wandelen zij door de tuin
geven elkaar een naam
raken de een de ander aan

en ook de bomen in de tuin
dragen een naam
maar wie van ons zal
balancerend tussen goed en kwaad
deze naam durven uitspreken

inmiddels is het avond geweest
het is morgen geweest
en opnieuw is het avond geworden

maar nog geen zomer is het geweest
geen alles verzengende tijd

geen herfst geen onontkoombaar vallen

geen winter waarin wat er aan leven is
voorgoed verstijft.


© Joop Scholten



159 Omarmen


Iemand omhelst een medemens een ander
omarmt een boom hoe de natuur ons beweegt
tot handelen
wat leeft willen we bewaren

we kerven een hart in een stam
om het tijdelijke eeuwig te maken
geven naam aan wat ons bijeenhoudt
strepen door wat ons bedreigt

leven tegen de seizoenen gehard
geen dag of we vieren het
de eerste geeft voeding aan de volgende
brengt bloei in de kiem

zoals knoppen zich openen in een sprankje zon
bladeren naar het licht groeien
niet bang dat de nacht schade aanricht
dat het donker gromt van verdriet

wij drijven op de wind
tintelen van hoe het in ons bloed zit


© Frans Terken



160 Zoals nu eenmaal


Het is riskant om te leven
zoals je nu eenmaal doet zoals je vanzelf
zonder er al te diep bij na te denken

leeft, hoewel, als je het mij vraagt

het is al even riskant om te leven
alsof je hoogstpersoonlijk
elke dag weer je bestaan moet uitvinden
nog voor het je overkomt

net zoals jij zie ik de bomen de knoppen
die zich openen ik voel de wind
die langs strijkt
ik hoor hoe het daarginds lispelt
hoe het ritstelt zoals ooit in den beginne

en ik vraag: waar komt dit alles vandaan?
en sinds wanneer? en vanwaar het onophoudelijke
afdwalen van mijn ogen?


© Joop Scholten

Geen opmerkingen:

Een reactie posten