31-41 Te water
31 Het genot van de namiddag
Het is een moment van verpozing
de namiddag met een rozig patroon
van het glas heffen op de ochtend
een plek gekozen waar je even neerzit en overziet
– wat hebben wij teweeg gebracht en waar
vonden wij de woorden en je weet nog welke
maar waren ze wel wat wij willen dat ze zijn –
wij sporen aan om helder te klinken
alles zorgvuldig opgeborgen in ons glazen hoofd want
weer en opnieuw willen we het sjabloon bekijken
dat we onvermoeid onze nieuwsgierigheid bewaren
je toetst de herhaalknop in op je mobiel
om bereik te vergroten herlees je de berichten
zoals de geliefde zich in het venster openbaart
bovenhalen als een kunst van dieper erop ingaan
bij twijfel en noodzaak werken we onze woorden bij
het voorkomt het onheil dat we soms bevroeden
we ontdoen het van verpakking van aankleding
maken de boodschap kaal als het naakte lichaam
dat we kennen zoals het onder onze handen is
het spoor volgen we ver terug
barrevoets naar het punt van vertrek
hervinden zo de plek de afslag
waar we besloten om links of rechts te gaan
in één ogenblik en met open vizier
heil niet gelaten voor wat het is onheil niet omzeild
nee we hebben ze het hoofd geboden
met een bloem in het knoopsgat het treffen aangaan
genadig samenzijn – zonder aarzelen op naar de avond
de dag herladen met adem en taal
© Frans Terken.
32 De jongen
Nu op te staan de staarplekken
tot leven te bewegen
tot helderheid
het venster te vullen
met beelden die ik lang heb bewaard
er is het huis tegen de dijk de herinnering
aan een tuin aan lauwe dagen
wanneer de bessen rijpten in de zon
het landje met vergelend loof
van aardappelen
er loopt een pad naar de rivier
de zomerkade gaten in de rietkraag
het voorbijdrijven
van stemmen over het water
dit is waar het begon daar gaat
de jongen die zich in mij voortplant
en nog keert hij mij de rug toe
hij laat zich niet zien liever
zal hij toekijken vanuit de schaduwen
onder mijn adem is er het venster
is er het woordeloos beslaan.
© Joop Scholten.
33 Baken
Van hier zie je een klankbord
dat de galm uit onze woorden haalt
hoe donker de aarde waarop ik stond
zo doorzichtig de ramen achter mij
zomergeur in een eerder leven
je hing in je haar om niet gezien
maar kappers maakten meteen korte metten
en hoe daar als een schaap tegen aan te kijken
er is geen ander baken dan levenslust
je keilt steentjes over het water om te weten hoever
in je overmoed duik je er achteraan
wrijft boven de waterspiegel
de wasem van je glazen tot je helder ziet
beheerst uitdrijven in rugslag
rugslag onder de schittering die op je voorhoofd drukt
zo breekt het aarden masker van je jongensverdriet
hol moet het zijn voor het kan vollopen
voel het ingehouden verlangen naar meer
Nynade nr 15
© Frans Terken.
34 Dichterbij
Hij werd mij vreemd, deze jongen
even vreemd als ik voor hem zou zijn
als hij mij hier kon zien
starend over hetzelfde water
dat hij aan zich voorbij liet stromen
zoals het leven zelf zo nam hij het in zich op
zo aarzelde hij zich onder te dompelen.
Ik herinner me mijn vader
in zichzelf verzonken
zat hij ’s avonds in zijn stoel en las
ik keek naar hem
ik wist op dat moment hoe hij zich voelde
het was toen dat ik begon na te denken
over graden van verwantschap.
Als hij, de jongen die ik was
alleen in flarden met mij samenvallend
mij hier kon zien
zou hij dan iets in mij herkennen
zoals hij naar mijn vader keek
of zou ik hem alleen maar vreemder worden
hoe meer hij dichterbij komt.
Nynade nr 15
© Joop Scholten.
35 Ontvreemden
Wat mij vreemd is wil ik grondig leren kennen
liefst nog terstond met het geduld van vandaag
hoe het al ritselt in het avondblad
de ogen achter de brillenglazen vochtig
van herinnering aan een stukgelezen jongensboek
de korte pijpen geven een kleine held bloot
verhaal en avontuur dat hij wegsleept uit andermans
ervaringen wat er speels en levendig in iemand stroomt
en wie daarvoor met een dankwoord toe te spreken
dat je nog niet weet wat je zelf hebt gedaan
je zoekt de spiegel in het glas waar je dwars doorheen kijkt
doet strompelend stappen na die door een schaduw zijn gezet
om dichterbij te raken moet je ver terug
je onderdompelen in het water van de oude rivier
het huis aan de dijk uitmesten tegen wegspoelen beschermen
beklim de zomerkade om voorouders uit te zwaaien
het is de opgelegde wet van ontvreemden
op eigen houtje doe je een ongekende ontdekking
hoe zwierig de eerste handtekening
het gebaar van scheren haalt het dons van de kin
de lijn die er dan verschijnt
Nynade nr 15
© Frans Terken.
36 Waar het diep is
Waar ik ook naar het water ga
het is altijd toen
altijd dit niet te grijpen
tussen geweest en je kunt niet weten
nu
weet je dat je ogen groen zijn
in alle kleuren van het jaargetij
dat ze grijs zijn als de rivier
blauw als de hemel
wanneer eindelijk de wolken uiteen waaiden
dat je ogen veelkleurig spreken
je wacht af wat er zal gebeuren
en er gebeurt niets
zolang je niet je arm uitstrekt
zolang er niet een sterke oostenwind opsteekt
zolang niet uit zichzelf de muren
overeind gaan staan
het is tijd om te wagen
hier op een plek waar het water kalm is
als een kuil in het water
met spaden te graven
een schacht die tot op de bodem reikt
je daalt af waar het diep is en op te delven
en verborgen
altijd toen
altijd dit niet te grijpen nu.
Nynade nr 15
© Joop Scholten.
37 Te water
Ontkleed te water gaan is het duiken naar een uitweg
nu nog de hete adem van vroeger voelen
de diepte omwoelen tot in de bodem
spelen dat verderop overleven is
je zwom slagen in de rondte
dook naar afgelegen kuilen en hoe
je worstelde voor je proestend bovenkwam
op de oever zongen al Sirenen een troubadour
sloeg toon en ritme in zijn snarenspel
zo liet je je vervoeren deinde zonder dralen mee
hoorde je soms wat je wilde horen oude deuntjes
vanaf de kant klonken ze als van kerktorenklokken
want anders wist je niet en
dreef je niet nog in zeeën van tijd
ach, de dagen van nu met de oren open tegen doofheid
je weet nooit of je alles hebt gehoord
ogen meer en meer kleurenblind nu ze verjaren
ze vagen nog niet elke tint uit het watervlak
tussen de veelheid in het hoofd
de hevigheid van diep te gaan
gaten graven naar een heden
doorgronde vermoedens onthullen
hoe het was hoe het nu kan zijn
zoals je jezelf hebt hervonden
Nynade nr 15
© Frans Terken.
38 Alsof het al went
Als ik nu maar dichtbij kan blijven
niet met iedere uitvlucht mij verwijder
van wat ik zal noemen
mijzelf
alsof het al went.
Als ik mij kan bewegen
op de adem van het voorbijgaan.
Het zijn mijn eigen ogen
die ik open waarin ik zal wonen
en overal staat wel een tafel een paar stoelen
hangen gordijnen die het zicht filteren.
En overal loopt wel een weg.
Ga met een armzwaai tegemoet
zeg opgewekt hallo tegen
vroeger later dag tijden onbereikbaar
dag voorouders ingesloten in een vreemd verleden
zeg ook ik kom hier vandaan.
De tijd is een ouderwets bootje dat langsvaart
terwijl ik sta te kijken terwijl ik nog denk
en altijd achteraf denk
over misschien aan boord de tijd
is een geliefde die zich niet laat aanraken.
Kijk en streel de kleuren met je ogen de nuances
van kleuren streel het grijze licht
iedere schittering die over het water
een ogenblik schittert streel
de oppervlakte van het water het al wegdrijven
de rimpelingen die de wind er in blaast
streel je ogen je vingers.
Dichterbij dan dit kom je niet.
Nynade nr 15
© Joop Scholten
39 Verovering
Zie ik kringen in het water wijder en
wijder zoals ze van mij af drijft
ruimte geblazen met elke windvlaag
de hand in het midden houdt alles vast
zwaait alsof om hulp geroepen
een drenkelinge die alle moed verzamelt
ze trappelt naar grond onder de voeten
proeft het verlangen op vaste wal te aarden
om stappen te zetten in bedongen tijd
is het wel zij ben ik het niet zelf
het hoofd nog boven water
houdt zich onvermoeid met zoeken zoet
de hoop haar te vinden bij haar te komen
in bodemloze ogen te verdrinken
buiten adem bereik ik de kant
sta ik verdwaasd op om af te druipen
mijzelf droog te wrijven
als staal hangt de haast aan het lijf
kan ik de ganse weg terug wel gaan
haar hand op mijn schouder als ik omkijk
als ik me wil warmen een onpeilbare blik
de tijd niet stuk slaan nee koesteren voor lief nemen
bemin haar met traagheid zo zwaar til ik aan verovering
© Frans Terken.
40 Drenkeling leert zwemmen
Je leert vanzelf waar je kunt gaan.
Het is er sinds lang, nog voor jij
besef hebt van ergens naar toe
en zonder jouw aarzelen,
zonder al dat manmoedig pogen,
nog voor het eerste licht dat je gezicht bespeelt
en bij elke volgende geboorte opnieuw
alsof nu voor het laatst,
ditmaal het water tegemoet,
het vruchtdragende water,
het vertrouwde, het onontkoombare.
Je leert je aan te passen,
afstand te doen,
je ogen alvast vooruit te sturen,
alles wat zich gaandeweg van je verwijdert,
teennagels, een voet, dingen
waar je niet zoveel meer aan hebt,
je longen vol te laten lopen en in ruil
je eigen zuurstof aan het water
terug te geven,
kieuwen te verwerven,
in losse elementen uiteen te drijven.
Waarom nog een laatste hand naar boven?
Beter onder het oppervlak te blijven,
waar zweven geen moeite kost,
een kabbelende hemel spiegelt je ontbinding.
O, het verlangen zo veroverd te worden,
traag en geduldig te zijn bemind.
© Joop Scholten.
41 Uit het vruchtwater
Wat voedt de kracht om te veroveren
het verlangen te beminnen elke keer
weer en opnieuw geboren worden
alsof we over water lopen
het is het wonder waar we naar zoeken
hoe wij daar elke ochtend voor openstaan
om ons heen kijkend de seinen pijlen
een kans grijp je met beide handen
je speurt en spiedt zonder aarzelen
je kunt het maar niet alleen
wie leert je om de ogen open te houden
met handen en voeten voort te gaan
zweven is mooi maar kent z’n grenzen
door de spiegel heen ben je boven gekomen
niet meer toekijken afwachten omzien
onder het watervlak verdwijnen
hier sta je klaar voor verovering
het maaiveld steekt je strak in de kleren
kin glad geschoren borst fier vooruit
het water dat je naar binnen slokte
maakt het bloed dat klopt en kolkt
elke ademstoot jaagt de longen vol
draagt de voeten die gaan
en gaan
de lijn is de streep waar je overheen stapt
© Frans Terken.
Abonneren op:
Posts (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten